Ronald Ophuis
Het lijden van de gewone mens is een terugkerend element in het oeuvre van Ronald Ophuis (Hengelo, 1968). Wie zijn schilderijen onder ogen krijgt, ziet gruwelijkheden uit de recente geschiedenis. Ophuis’ expliciete beelden van verkrachtingen, executies en concentratiekampen laten, evenals zijn titels – Srebrenica, Rape-Hotel/Bosnia, Birkenau – weinig aan de verbeelding over.Ophuis schildert op groot formaat met olieverf. Voorafgaand aan het schilderen zoekt hij met behulp van een castingbureau naar geschikte acteurs. In zijn atelier laat hij hen scènes uitbeelden, op zoek naar treffende houdingen en posities. De foto’s die Ophuis hiervan maakt, vormen het uitgangspunt voor zijn schilderijen. Ook reist Ophuis af naar voormalige conflictgebieden in Rwanda en Srebrenica om de mensen daar te spreken en de plek te onderzoeken.
Als referentiepunt voor zijn werk noemt Ophuis het schilderij Het vlot van de Medusa (1818) van de Franse schilder Théodore Géricault dat hij tijdens zijn academietijd voor het eerst ziet. Géricault schildert het naar aanleiding van de schipbreuk van het fregatschip Méduse, waarbij de leidinggevende bemanning het schip met sloepen weet te verlaten. De ruimte in de sloepen is beperkt en overige opvarenden zijn gedwongen plaats te nemen op een zelfgebouwd vlot dat op sleeptouw wordt genomen. Als het vlot de sloepen teveel vertraagt, besluit de leidinggevende bemanning het touw door te snijden. De opvarenden van het vlot zijn aan hun lot overgelaten. De weinigen die het overleven spreken van verwilderde omstandigheden: het overboord duwen van mensen om zinken te voorkomen en kannibalisme. In Géricaults schilderij komen hoop en wanhoop samen: sommige opvarenden zijn nog in leven, anderen zijn op sterven na dood.
Dat Ophuis juist dit werk als inspiratiebron noemt, verbaast niet gezien het maatschappelijke karakter van diens werk en zijn interesse voor het gedrag van mensen in extreme situaties. Bovendien is Ophuis’ werkwijze verwant aan hoe Géricault Het vlot van de Medusa tot stand bracht. Deze vroeg een timmerman het vlot te reconstrueren en huurde modellen in. Zo schildert Géricault in zijn atelier een enscenering van wat eerder echt plaatsvond.
“Heel eenvoudig gezegd wil ik laten zien waartoe de mens in staat is. En als je het niet gelooft dan laat ik het nog een keertje extra zien.” Ophuis wil met zijn schilderijen de toeschouwer tot een betrokken getuige maken.
Ophuis volgde zijn opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam (1988-1990) en aan AKI Academy for Art & Design in Enschede (1990-1993). Zijn werk werd getoond in onder meer Upstream Gallery (Amsterdam), KRANENBURGH (Bergen), het Stedelijk Museum Amsterdam en Galerie Bernard Ceysson (Parijs).
Rudolf van den Berg
Rudolf van den Berg studeerde politicologie en regisseerde diverse documentaires, maar sinds 1984 maakt hij vooral speelfilms. Zo verfilmde hij twee boeken van Leon de Winter; Bastille (1984) en Zoeken naar Eileen (1987). Voor Bastille, zijn speelfilm debuut, ontving hij de tweede van zijn vier Gouden Kalveren. Ook verfilmde hij boeken als De Avonden (1989) van Gerard Reve en meer recentelijk Tirza (2010) van Arnon Grunberg die werd onder- scheiden met een Gouden Kalf en de Nederlandse inzending voor de Oscars werd. Onlangs maakt Van Der Berg de film Süskind (2012) en zijn er twee nieuwe films in post- productie.