Teun Hocks
Een man met in zijn ene hand een stoffer en in zijn andere een blik onder een heldere sterrenhemel. Een man die met een schepnetje in zijn hand jacht maakt op in de lucht dwarrelende muzieknoten. Een jager wiens prooi zich achter hem bevindt. Het universum van Teun Hocks ( Leiden, 1947) is melancholisch, surrealistisch, humoristisch en vervreemdend.Hocks maakt wat je ‘beschilderde foto’s’ zou kunnen noemen. Hieraan ligt een uitgebreid proces ten grondslag. Allereerst onderzoekt Hocks door te tekenen interessante, bevreemdende of grappige situaties die als uitgangspunt kunnen dienen voor een werk. Vervolgens bouwt hij de desbetreffende situatie: een heus decor waarvoor hij op zoek gaat naar de juiste voorwerpen, rekwisieten zelf maakt en in zwart-wit een achtergrond schildert. Hijzelf is de figurant. Deze geënsceneerde werkelijkheid fotografeert Hocks om haar daarna in de doka, op groot formaat en in zwart-wit, af te drukken. Dit beeld is de basis voor het daadwerkelijke ‘fotoschilderij’. Hocks beschildert het met olieverf, die hij niet met een kwast, maar met zelfgemaakte wattenstaafjes aanbrengt. Dit stelt hem in staat de verf nauwkeurig en transparant aan te brengen.
In Hocks’ werelden wringt het een beetje: het is te romantisch, te duister, te ongeloofwaardig, te donker. De afgebeelde man, Hocks zelf, is een pseudoniem. Hij staat er, hij is het in zekere zin ook, maar hij speelt het. Bovendien vertegenwoordigt die ene man meerdere mannen: dom, overmoedig, lyrisch, maar “meestal is het gewoon een ‘saaie-iedereen-man’”, aldus Hocks.
Doordat de basis van zijn werk een foto is, suggereert het een echte gebeurtenis. Dat is precies het gevoel dat Hocks wil overbrengen: dat het gebeurt zou kunnen zijn. Hocks wil niet één specifiek verhaal vertellen en geeft zijn werk om die reden ook zelden een titel. Dat zou de kijker teveel in een richting sturen terwijl Hocks het juist van belang vindt dat eenieder zijn eigen verhaal erin kan leggen.
Hocks studeerde aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda (1966-1970) en was als docent verbonden aan de Design Academy in Eindhoven (1980-2012) en de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam (1991-2000). Naast geënsceneerde foto-schilderijen bestaat Hocks’ vroege werk uit video en performance. Solotentoonstellingen van zijn werk waren onder andere te zien in CODA Museum (Apeldoorn), Heden (Den Haag) en P.P.O.W. Gallery (New York).
Pieter Verhoeff
Voor de serie Hollandse Meesters maakte Pieter Verhoeff twee portretten. Van Erik van Lieshout en Teun Hocks.
Hij begon na de filmacademie, eind jaren zestig van de vorige eeuw, met het maken van filmportretten en een dramaserie voor de IKOR-televisie.Daarna, van 1970 to 1980, regisseerde hij veel documentaires (zoals ‘In het voetspoor van Athanasius Kircher”, ‘Culemborg Bijvoorbeeld’, ‘Droomland’ en ‘De hoogovenstaking’), werkte mee aan “Het gat van Nederland’ en zogenaamde docudrama’s (w.o. ‘Rudy Schokker huilt niet meer’ en ‘De katvanger’) voor de VPRO-televisie. Tussendoor realiseerde hij zijn eerste korte speelfilm (‘Grote Klaas en Kleine Klaas’). In 1979 kwam zijn eerste speelfilm uit (‘Het teken van het beest’). Hij schreef (mee) en regisseerde vervolgens, onderbroken door het maken van documentaires en televisiedrama (o.a. ‘De Vuurtoren’) en absurdistische series (‘Jiskefet’ en ‘Radio Bergeijk-TV’ nog een zevental lange speelfilms (b.v. ‘Nynke’ en ‘De brief voor de koning’). Vanaf 2009 tot nu: vooral portretten van kunstenaars, een kleuterserie ‘Sien van Sellingen’. Sinds 2010 is hij druk in de weer (als co-scenarist en –regisseur) met de internationale coproductie ‘Tokyo Trial’, een 4-delige serie voor Netflix en een speelfilm voor Benelux-distributie. Geplande release (augustus 2016). Hij heeft aardig wat prijzen gewonnen, waaronder, in Nederland, de Nipkowschijf, een Beeld en Geluid Award en een paar Gouden Kalveren.